De taboes voorbij – gender in de sport
Op 17 juni 2019 organiseert Sport Vlaanderen de kennisdag Sport en Gender in samenwerking met de Vlaamse Ombudsdienst en de diensten van het Vlaams Parlement. Aan de hand van lezingen en keuzesessies belichten ze 'gender' vanuit verschillende invalshoeken, zoals de man/vrouw verhouding, heteronormativiteit, holebi- en transgendersporters. We legden onze experten ook enkele vragen voor over dit thema.
Charlotte Van Tuyckom is een sportsociologe. Ze doceert Sport en bewegen aan de Sportinnovatiecampus van Howest Brugge en zetelt onder meer in de Vlaamse Sportraad.
Hoe zit het met de man-vrouwverhoudingen in het Vlaamse sportlandschap? Van Tuyckom: “Uit de meest recente Eurobarometer blijkt dat vrouwen nog steeds minder aan sport doen dan mannen. Ook de bestuursorganen van Vlaamse sportorganisaties tellen vooral mannen en de media-aandacht voor vrouwensport is veel geringer.”
Krijgen vrouwen een gelijke behandeling en verloning als mannen? Van Tuyckom:“Neen! De Standaard rekende vorig jaar uit dat mannelijke voetballers gemiddeld 175 keer meer verdienen dan hun vrouwelijke collega’s. Daarnaast zie je nog altijd een groot verschil in prijzengeld, sponsoring en mediabelangstelling.”
Hoe gaat Vlaanderen daarmee om? Van Tuyckom: “In 2017 trok de Noorse voetbalbond de vergoedingen van speelsters van het nationale elftal gelijk met die van de mannen. Ook in Denemarken, Nederland en de Verenigde Staten van Amerika leverden de sportvrouwen een strijd voor betere financiële voorwaarden. Met succes. De Belgische voetbalbond ging niet in op die eisen omdat die het vrouwenvoetbal een beperktere economische waarde toedicht. Volgens de bond levert het minder geld op van tv-rechten, ticketverkoop of sponsoring.”
Noorwegen en Denemarken zijn niet toevallig Scandinavische landen. Waar maken zij het verschil? Van Tuyckom: “Scandinavische landen tonen het goede voorbeeld. Ze behandelen mannen en vrouwen gelijk op de arbeidsmarkt en in de specifieke wetgeving. Je vindt er meer vrouwelijke regeringsleiders, vrouwen kunnen er gemakkelijker doorstromen naar de top van het bedrijfsleven, moeders en vaders krijgen er verplicht ouderschapsverlof, kinderopvang is er goedkoper en zo kan ik nog even doorgaan. De effecten van dat beleid merk je ook in de sportwereld en niet alleen op financieel vlak. Het belang van bijvoorbeeld vrouwelijke sportcommentatoren of scheidsrechters mag je niet onderschatten.”
Wordt een vrouwelijke bondscoach minder ernstig genomen dan een mannelijke? Van Tuyckom: “Ik mag hopen van niet. We tellen gewoon minder vrouwelijke topcoaches in België. Als het dan eens fout loopt of niet klikt met een team, besteden de media meestal ten onterechte extra aandacht aan het ‘vrouw zijn’ van de coach.”
Bieke Purnelle is de directeur van vzw Rosa, het kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen en freelance journalist.
Hoe verklaar je als genderdeskundige dat vrouwen nog steeds minder aan sport doen dan mannen? Purnelle: “Sport, vooral de traditioneel als ‘stoer’ beschouwde sporten, beschouwen we van oudsher als een mannelijke aangelegenheid die minder geschikt is voor meisjes en vrouwen en waar zij minder goed in zouden zijn. Sinds enkele decennia zien we een positieve evolutie, maar van gendergelijkheid is nog lang geen sprake. Meisjes zijn nog altijd ondervertegenwoordigd in bepaalde ‘mannen’-sporten en omgekeerd. Dat heeft te maken met verschillende drempels op verschillende niveaus. De lastigste drempel is gendernormering. Gendernormen en de vooroordelen, discriminatie en ongelijkheid die hiermee gepaard gaan, internaliseren we vaak onbewust. Dat betekent dat we ze vaak niet zien of niet als problematisch beschouwen, maar ze werken door in verschillende levensdomeinen zoals het gezin, onderwijs, werk, gezondheidszorg, vrije tijd, media en dus ook sport.”
Is het problematisch als bepaalde sporten vooral mannen of vrouwen aantrekken?Purnelle: “Het wordt problematisch als individuen niet de keuzevrijheid hebben om gelijkwaardig te participeren aan en in een bepaalde sport. Om die keuzevrijheid zoveel mogelijk te verzekeren is het belangrijk in het beleid en in de organisatie om ongelijkheden niet te reproduceren, maar wel te doorbreken. Zo bestendigen het beleid en de sectoren zelf dikwijls ongelijkheden op vlak van instroom, participatie, veilig sportklimaat, verloning, aandacht, sponsoring, enzovoort. Het laat ook veel sporttalent en potentieel onbenut, wat jammer is, en ook consequenties heeft op topsportniveau. Bovendien stellen we ook bij de beroepssporters nog veel ongelijkheid vast, in omkadering, financiering, verloning, beeldvorming en verslaggeving. Vrouwelijke beroepssporters krijgen minder kansen, middelen en aandacht.”
Hoe kunnen we concreet iets doen aan die gendernormering in de sport? Purnelle:“Het beleid moet eerst en vooral inzetten op kennis. Dat betekent dat we degelijk onderzoek nodig hebben over de genderverhouding en de gendermechanismen in de sport in de Vlaamse context. Dat onderzoek is erg schaars, of onvolledig. Het is belangrijk om problemen in kaart te brengen om er oplossingen voor te vinden. Daarnaast moeten we ook investeren in kennis over gendernormering in de sportsector zelf, op alle niveaus. Die kennis ontbreekt nu meestal. Ten slotte moet elk actieplan of elke campagne gelaagd zijn en rekening houden met de verschillende aspecten en niveaus van gender in de sport: participatie en instroom, verloning en financiering, seksueel grensoverschrijdend gedrag, representatie in besturen en coaching, stereotypering en beeldvorming, heteronormativiteit en de plaats van trans- en intersekse personen in de sport.”
Annelies D’Espallier is doctor in de rechten. Ze schreef verschillende publicaties over personen met een handicap, al dan niet vanuit juridische hoek. Ondertussen ijvert ze als Vlaamse ombudsvrouw gender voor gelijke kansen op basis van geslacht en gender.
Krijg je als ombudsvrouw heel wat vragen over transgenders en interseksualiteit in de sport? D’Espallier: “Ja, ik krijg wel wat vragen en ik merk een grotere onzekerheid sinds de Transwet van 2017. Door die wet kunnen mensen van juridisch geslacht veranderen zonder dat ze allerlei medische behandelingen moeten ondergaan. De realiteit op de identiteitskaart kan daardoor afwijken van wat mensen vroeger verwachtten bij de letter ‘M’ of ‘V’ op de identiteitskaart. Vooral sportclubs of -federaties die juist willen handelen, contacteren mij. Maar ook sporters komen aankloppen om te weten welke rechten ze hebben. Bij hen merk ik soms angst. Zij blijken soms bang om op een ‘nee’ te botsen als ze zich bij een club aanmelden.”
Is er plaats voor transgenders in de sport of ruikt dit snel naar competitievervalsing? D’Espallier: “Sport is bij uitstek de plaats voor iedereen. Je kan het in veel lagen beoefenen, maar hoe meer het competitie-element om de hoek loert zoals bij topsport, hoe scherper de tweedeling tussen mannen en vrouwen wordt. Die tweedeling legt bijkomende voorwaarden op die problematisch kunnen zijn voor mensen die biologisch niet de typische M- of V-kenmerken hebben zoals intersekse- en transpersonen. Aan hen legt de topsport soms (hormonale) voorwaarden op om te kunnen deelnemen en dat ligt moeilijk. De bescherming in topsport is er met een reden, maar je mag natuurlijk nooit meer drukken op mensen en hun mensenrechten dan strikt noodzakelijk. Het internationale sportrecht ontwikkelt zich nog volop rond dit spanningsveld door de bekende cases van de atleten Dutee Chand en Caster Semenya.”
Is dit een exclusief probleem voor transgenders en interseksuelen? D’Espallier:“Neen, helemaal niet. Mensen met andere minderheidskenmerken krijgen ook competitievervalsingsargumente
Waar moeten we vooral op letten? D’Espallier: “Het is van groot belang dat mensen kunnen sporten op verschillende manieren, ook al zijn ze M/V of X. In de praktijk zie ik weinig problemen als mensen samen spelen, samen bewegen of samen (op)groeien. Enkel in competitievere middens kunnen spanningen ontstaan, maar de meeste sportclubs en -federaties staan open voor inclusieve basisprincipes.” ●